Johan Boreel (1627-1691), geschilderd door Nicolaas Maes, gepubliceerd met toestemming van het Cultuurfonds Boreel
Het probleem met de zeventiende eeuw is dat zoveel namen op elkaar lijken of zelfs exact gelijkluidig zijn. Vandaar dat men gewoon was patroniemen te gebruiken, of in het geval iemand een heerlijkheid bezat, de persoon in kwestie naar zijn bezittingen te noemen. In het boek Buat komen twee personen voor die Johan Boreel heetten: de Zeeuw Johan – Johanneszoon – Boreel, heer van Westhoven (1621-1673), die in 1665 werd aangesteld als gevolmachtigde op ’s lands vloot (over hem later meer) en de Hollander Johan – Willemszoon – Boreel, heer van Vremdijk (1627-1691). Het waren verre neven van elkaar.
Dit blogje gaat over de tweede Johan Boreel, die net als Buat, Langerak en Sylvius page was aan het hof van Oranje. Hoewel ik Langerak genoemd heb naar zijn bezittingen, heb ik ervoor gekozen om Boreel gewoon Boreel te noemen, vooral omdat Johan Boreels vader, de Amsterdammer Willem Boreel (1591-1668) zo’n belangrijke rol speelde tijdens het bewind van Johan de Witt en onder die naam bekend was als ambassadeur in Parijs. Willem Boreel en Johan de Witt hebben honderden brieven met elkaar uitgewisseld.
Johan Boreel (de page) begon net als Langerak aan het hof van prins Frederik Hendrik. In tegenstelling tot Langerak is Boreel in het boek Buat het Frans niet goed machtig. Ik heb dit feit gebaseerd op de mededeling dat Willem Boreel, ondanks zijn ambassadeursschap, slecht Frans sprak en zijn vrouw Jacoba Carels, de moeder van Johan Boreel, de taal in zijn geheel niet machtig was. De jonge Boreel zal zijn Frans aan het hof geleerd hebben.
Prins Frederik Hendrik gaf hem als page een rol aan het hof van prins Willem II, na wiens dood hij als edelman werd toegevoegd aan het hof van de jonge prinses royaal Mary Stuart. Hij klom daar op tot een hoge positie, vlak onder hofmeester Heenvliet. Ongeveer in 1657 (naar eigen zeggen*) wordt Boreel, ongetwijfeld op voorspraak van prinses Mary Stuart, hofmeester van het hof van de jonge Willem III. Als Hollander was Boreel voor De Witt een goed compromis: hij was door zijn opvoeding uitstekend ingevoerd in de gebruiken aan het hof, maar doordat zijn vader ambassadeur was van het regime, had De Witt nog enigszins grip op hem. Van belang zal zijn geweest dat Boreel beide prinsessen goed kende die voogd waren van het prinsje: prinses Mary Stuart en prinses Amalia. En uiteraard was het meegenomen dat hij de jonge prins al sinds zijn geboorte kende.
Toen Mary Stuart in 1660 plotseling in Engeland overleed bracht dat medepage Sylvius in een lastig parket, want hij was als escuyer met haar meegereisd naar Engeland, maar Boreel kon (in Leiden en later weer in Den Haag) gewoon aanblijven als hofmeester van het hof van prins Willem III. Pas in 1666, toen raadpensionaris De Witt zijn buik vol had van de Engelsgezinde hofhouding van de prins en er werk gemaakt werd van Willem III als ‘Kind van Staat’, werd Boreel na een bijna 35-jarige carrière aan het hof, ontslagen. Vanwege zijn vader kreeg Johan Boreel ter genoegdoening een compagnie voetknechten. In 1672 zou hij zelfs bevorderd worden tot luitenant-kolonel, maar laat ik niet op de zaken vooruitlopen, want dat komt pas in deel drie van de trilogie ter sprake.
Meer biografische gegevens over Johan Boreel: resources
*In veel biografische beschrijvingen wordt 1659 genoemd als jaartal waarin Boreel tot hofmeester van prins Willem III wordt benoemd. Dit is waarschijnlijker dan 1657, omdat de prins in 1659 zijn eigen hofhouding kreeg in Leiden. Maar in het onderstaande verzoek aan de raadpensionaris staat dat Boreel ‘de eer heeft gehad het bovengemelde hof trouw en vlijtig te dienen vanaf het uur van zijn geboorte, in de hoedanigheid als edelman, tot heden aan toe en sinds de tijd dat de prins zeven jaar oud was als hofmeester.’ Zie de gele markering. Met andere woorden: 1657. Mogelijk had Boreel reeds een informele rol als hofmeester voor hij met de prins naar Leiden verkaste.
***UPDATE 23-09-21***
Oeps. Ik had dit blogje nog niet gepost of iemand wees mij op een fout. Ik geef het meteen toe: Ik heb het geelgemaakte zinnetje te snel gelezen en niet op een juiste wijze hertaald. Er staat letterlijk: ‘(…) hoe dat hij d’Eer heeft gehadt Sijne Hoogstgemelten Hof te dienen van d’uure sijnes geboorte tot nu toe, soo in qualitijt als Edelman, als ooc nu ’t sedert den tijt van omtrent seven jaren als Hofmeester, met alle trou en vlijt‘, wat inhoudt dat Boreel bedoelt dat hij op dat moment al zo’n zeven jaar als hofmeester werkzaam was. Het request is van 1666, dus zijn taak als hofmeester begon inderdaad in 1659. Excuses en dank voor de terechtwijzing. In dank aanvaard.
Jean-Marc