In 1850 verscheen het eerste deel van ‘Elizabeth Musch, een tafereel uit de zeventiende eeuw’, zoals Mr. J. van Lennep het zelf omschreef. Het jaar daarop verschenen de twee volgende delen. Hoewel de titel verwijst naar Elisabeth Maria Musch, de tweede dochter van griffier Cornelis Musch, draait het verhaal voornamelijk om Henri de Fleury de Culan, sieur van Buat, Saint-Cyr en La Forest de Gay, met wie ze in april 1664 in het huwelijk was getreden. Deze ritmeester Buat was in de ogen van Van Lennep het slachtoffer van een duivels complot van regenten rondom raadpensionaris De Witt. Van Lennep schiep hiervoor een fictief personage, de heer Van Espenblad, dat model stond voor de inhalige en schandelijke daden van de gemiddelde regent.
Van Lennep schrijft in het voorwoord:
‘Het Tafereel, dat ik den goedgunstigen lezer aanbied, kan op den naam van Roman geen aanspraak maken, althans voor zooverre een versierde intrige het wezen van den Roman uitmaakt. Immers, de intrige, die het onderwerp van mijn verhaal uitmaakt, is niet versierd, maar heeft werkelijk plaats gehad, tusschen dezelfde hoofdpersonen, die door mij zijn opgevoerd, en bijna in alle bijzonderheden, op de wijze, gelijk door mij beschreven is. Zelfs al komen de namen van Van Espenblad en van hoogstens twee of drie andere acteurs van mijn drama niet in de Geschiedenis voor, zoo zijn zij, die ze voeren, toch wel degelijk historische typen, en heb ik mij niet van pseudonymen bediend, dan om redenen van welvoeglijkheid die, vertrouw ik, gebillijkt worden.’
J. van Lennep, november 1850
Dat Jacob van Lennep hier nogal iets te stellig zijn eigen versie als dé Waarheid presenteert is door grote negentiende-eeuwse historici Fruin (1) en Japikse (2) al afdoende bewezen. Elisabeth Musch was niet de hoogstaande, wat verarmde nobele dame die Van Lennep van haar maakte en Buat niet de onnozele speelbal van kwaadwillende regenten.
Toch bleef dat verhaal van Buat van Van Lennep bijzonder populair en beleefde het boek tot diep in de twintigste eeuw vele herdrukken. De bekende schrijver A. Alberts heeft er een hedendaagse versie van verzorgd. In de jaren zestig is het verhaal verfilmd als ‘Ritmeester Buat’ met acteur Coen Flink in de hoofdrol. Het oorspronkelijke verhaal is nog steeds (gratis) als e-book te lezen via DBNL.
In Buat zal ik vertellen wat er wérkelijk heeft plaatsgevonden in de jaren 1665 en 1666. En in tegenstelling tot Mr. Van Lennep hoef ik daar geen enkel fictief personage voor op te voeren.
Jean-Marc van Tol, 30-07-21
Noten
(1) Fruin, R. ‘Het proces Buat’ (1882) in: Verspreide geschriften IV, 261-304
(2) Japikse, N. ‘Buat als diplomaat’ in: Bijdragen voor Vaderlandsche Geschiedenis en Oudheden, IV, v, 55-113.