Het Pageshuis
***DISCLAIMER: deze toelichtingen op de hoofdstukken van Buat bevatten spoilers.***
Je zou kunnen zeggen dat mijn leven pas werkelijk een aanvang nam toen mijn moeder in het kraambed stierf en mijn vader me, nog diezelfde week, aan zijn hand naar het Pageshuis bracht. In zijn andere
hand droeg hij mijn valies.
Op de Kneuterdijk vroeg ik wat dat was, een paadje.
Hij zei: ‘Pages zijn vriendjes voor de prins. Gij zult er een van zijn.’
Ik vroeg hem of mijn nieuwe zusje er ook een werd.
‘Neen,’ zei hij, ‘Gabriëlle gaat naar oom De Felins in Antwerpen.
Maak je om haar geen zorgen.’
Buat, p. 27.
Ik heb niet kunnen achterhalen hoe oud Buat werkelijk was toen hij als page naar het hof van Oranje werd gebracht. In sommige stukjes over zijn leven wordt gezegd dat hij al ten tijde van prins Maurits in de hofhouding werd opgenomen. Dat lijkt mij rijkelijk vroeg, daar hij in december 1622 geboren is en prins Maurits van Oranje in april 1625 stierf. Jonge pages als Buat kwamen doorgaans tussen hun vijfde en zevende levensjaar naar het hof. Soms op verzoek van de familie, soms op instigatie van de prins. In het geval van Buat moet de geboorte van prins Willem II (in 1626) aanleiding zijn geweest voor prins Frederik Hendrik en zijn gemalin Amalia van Solms om serieus werk te maken van het hof. Prins Frederik Hendrik wilde zijn zoon een eenzaamheid besparen die hij zelf had gekend toen hij als jongeling opgroeide aan het Franse hof.
Prins Willem II als jongen. Ets. Museum Boijmans Van Beuningen
Hoewel het huidige Pageshuis aan de Lange Voorhout geroemd wordt om de authentieke trapgevels, stond het Pageshuis in de tijd van prins Willem II nog aan het Buitenhof. Op het Buitenhof bevonden zich de vele gebouwen die bij het grafelijke complex hoorden, maar geen plek hadden gekregen op het Binnenhof: het valkenhuis, het bakhuis, de pikeurschuur en de stallen van de prinselijke lijfgarde, de Gevangenpoort en dus ook de plek waar de pages sliepen. Omdat de Pikeurschuur een ingang via het Buitenhof kende op de plek waar zich nu Buitenhof 8 bevindt (nog steeds is er een hoge gang naar achteren aanwezig) heb ik beredeneerd dat het Pageshuis zich moest bevinden op de plek waar nu Havana huist. Ik kan me herinneren dat ik die plek ook op een zestiende-eeuwse kaart aangegeven heb zien staan, maar helaas heb ik die kaart niet meer teruggevonden. Misschien heb ik het gedroomd? De pages en de lijfwacht werden betaald uit hetzelfde potje en beiden moesten dagelijks naar het Binnenhof paraderen. Tekenaar Pieter Quast heeft het opgetekend:
De lijfwacht van prins Willem II op het Buitenhof, 1638, Crispijn van den Queborn, naar Pieter Jansz. Quast, 1638 – 1643, Rijksmuseum.
Dezelfde Pieter Quast (1605-1647), aangesteld als tekenleraar voor prins Willem en de andere jongelingen, tekende ook eens hoe de pages bok-bok-stavast speelden:
Pieter Jansz. Quast Prins Willem II en zijn pages spelen bok-bok-sta-vast, 1639, Rijksmuseum Amsterdam
In Buat wordt het spel als volgt omschreven:
DownloadenOp een dag speelden we bok-bok-stavast. Dat deden we vaak, zoals
iedereen in zijn jeugd. Ik was de bok en had mijn hoofd gelegd in de
schoot van de prins, die op de stoel zat. Hendrik van Dohna sprong op
mijn rug en riep: ‘Hakbijl, lepel, bril of schaar?’ Uiteraard zonder dat ik
kon zien welk gebaar hij maakte.
‘Hakbijl!’ gokte ik. Als ik het goed had, mocht ik op de stoel van de
prins plaatsnemen. Ik had het mis. Wat het was weet ik niet meer, in
ieder geval geen hakbijl. Wie op de stoel zat mocht een straf bedenken,
iets in de trant van vijf rondjes om de tafel rennen, hinkelend een gek
rijmpje opzeggen of iedereen aan je oorlel laten trekken. Ik zag aan de
blik van de prins dat hij deze keer iets speciaals had bedacht.
Buat. p. 30
Hoewel er van dit vergeten spel allerlei varianten bestaan, heb ik me gebaseerd op dit krantenartikel uit NRC van 1954: bok-bok-stavast.
Klik HIER voor een toelichting op HOOFDSTUK 3.